×
Corrigir

Liedje Bij De Wieg

Louis Davids

Mijn lieve vent, als ik jou zo zie slapen
Zo heerlijk rustig op jouw peluwtje van dons
Dan moet ik dikwijls denken aan de stakkers
Die het zo veel minder hebben, schat, dan jij bij ons
Dan zie ik ze voor me, met hun bleke snuitjes
Dan zie ik ze voor me, met een ingevallen mond
En ook hun bedje zie ik in gedachten
Wat vuile lompen op een koude harde grond

Ze dragen nooit, als jij, een wit hansopje
Ze hebben menigmaal geen hempje aan hun lijf
Ze horen nooit een vriendelijk wiegeliedje
Hun oogjes sluiten bij gemor en bij gekijf
En als ze dromen is het van de slagen
En van de snauwen die ze kregen overdag
En o zo zelden speelt er om hun lippen
Wanneer ze slapen, eens een glimpje van een lach

Ze komen 's morgens uit de nauwe sloppen
Waar nooit een sprankje van een zonnestraaltje valt
Ze kijken angstig om naar het gore krotje
Waar vader dreigend achter hen zijn vuisten balt
En op hun zwakke krom gegroeide beentjes
Gaan ze de hele dag weer schuren langs de straat
En in hun lege, hongerige maagjes
Komt het afval, dat een hond nog liggen laat

Mijn lieve vent, als ik jou zo zie slapen
Zo heerlijk rustig, in je mollig warme bed
Dan wordt er dikwijls naast jouw blozend snuitje
Opeens een beeldje van zo'n schooiertje gezet
En dan voel ik het opeens zo heftig
Dat er een onrecht is in onze maatschappij
Want is zo'n arme, kleine bleke schooier
Niet ook een mensenkind, onschuldig zoals jij?

En ben je later eenmaal man geworden
Kijk dan maar nooit minachtend op een schooier neer
Maar vind in het steunen en het troosten der misdeelden
Je mooiste levensdoel, mijn schat, je grootste eer
En wil een schooier je zijn hand soms reiken
Let op zijn hart, kind en kijk niet naar zijn kledij
Want dikwijls vind je in de fijnste kleren
De grootste schooiers juist in onze maatschappij






Mais tocadas

Ouvir Louis Davids Ouvir